Overslaan en naar de inhoud gaan

Zwarte mees Periparus ater

Foto: Kees Venneker

Indeling

Paridae [familie]
Periparus [genus] (1/1)
ater [soort]

Herkenning
11 cm. Iets kleiner dan pimpelmees. Voornamelijk zwart, grijs en wit. Lijkt in kleurpatroon op koolmees maar mist gele kleuren. Witte vlek in nek is goed veldkenmerk. Bovendelen grijs of olijfkleurig, flanken beige, rest van onderdelen wit. Heeft twee vleugelstrepen. Juvenielen zijn gelig waar adult wit heeft. Minder nieuwsgierig dan koolmees. Vaak in groepen met andere mezen, met name buiten broedseizoen.

Verspreiding en voorkomen
Standvogel in Europa, Rusland en verschillende delen van Azië. Wintergast in zuidelijke delen van Europa en een gebied van Oekraïne tot Oost-Kazachstan. In Nederland een talrijke broedvogel, jaarrond aanwezig, doortrekker en wintergast in groot aantal.

Biotopen
Voornamelijk op zandgronden. Ook in naaldbossen, meestal met veel sparren of gemengd bos of loofbos en ook wel in parken.

Voedsel
Voornamelijk ongewervelden. Klimt vaak langs stam omhoog als boomkruiper; foerageert overigens op takken en twijgen.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 7-9, soms 12. Buikig, glad en enigszins glanzend. Wit met schaarse fijne lichtrode, purperachtig-rode of roodachtig bruine vlekjes of spikkels, meestal aan de stompe pool geconcentreerd. Zelden effen/ongetekend. Formaat 14,9 x 11,6 mm.

Geluiden
Goudhaantjesachtig 'sisi'; verder 'titsjie'. Zang luid herhaald 'situ situ', sneller dan van koolmees.

Publicatie