Overslaan en naar de inhoud gaan

Grauwe franjepoot Phalaropus lobatus

Foto: Kees Venneker

Indeling

Scolopacidae [familie]
Phalaropus [genus] (3/0)
lobatus [soort]

Herkenning
17 cm. Kop, nek en middenborst leigrijs, naar onderdelen toe doorspekt met witte vlekjes; kin en keel wit, klein wit vlekje boven oog; hoefijzervormige oranjerode voorhals. Bovendelen blauw- of leigrijs met crèmekleurige lengtestrepen. Onderdelen wit. Poten en naaldfijne snavel zwart (rosse franjepoot heeft gele poten en kortere dikkere snavel). Vrouwtje wat groter en in zomerkleed kleuriger dan mannetje; grijze veerpartijen van vrouwtje bij mannetje meer bruingrijs en voorhals meer bruinrood en minder uitgesproken, vager afgescheiden van grijze partijen. In winterkleed kruin en achterhoofd grijs, bovendelen donker blauwgrijs, met witte veerranden (niet egaal als bij rosse franjepoot). Oogstreep achter oog zwart, rest van verenkleed wit. Juveniel als juveniele rosse franjepoot, maar kleiner en met dunnere snavel. Bovendelen donker met okerkleurige of gele strepen (rosse franjepoot heeft deze strepen niet en heeft meestal al enkele grijze winterveren).

Verspreiding en voorkomen
Broedt in Alaska, noordelijk Canada, Noord-Europa en Noord-Rusland. Trekt in de winter naar de westkust van Midden-Amerika, de Stille Oceaan bij Peru, de Arabische Zee en de zeeën tussen de eilanden in Zuidoost-Azië. In Nederland een doortrekker in uiterst klein aantal.

Biotopen
Beperkt tot ondiep, voedselrijk, zoet, brak of zout water met weinig vegetatie, bijvoorbeeld ondiepe binnendijkse plasjes, duinmeren, kwelderplasjes, geulen op het wad en strand, of ondergelopen bollenvelden.

Voedsel
Voornamelijk insecten en kreeftachtigen, maar ook weekdieren en wormen. Foerageermethoden als rosse franjepoot.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4, soms 3. Ovaal tot peervormig. Glad en zwak glanzend. Gelijk in kleur en tekening aan die van de rosse franjepoot. Formaat 29,9 x 21,0 mm.

Geluiden
Lijkt op rosse franjepoot, maar iets lager.

Publicatie