Overslaan en naar de inhoud gaan

Ransuil Asio otus

Foto: Hans van der Meulen

Indeling

Strigidae [familie]
Asio [genus] (2/2)
otus [soort]

Herkenning
36 cm. Lijkt op miniatuur-oehoe of velduil, maar donkerder, met langere oorpluimen dan velduil. Vleugels langer dan van bosuil. Gehele verenkleed bruin, zwaar gestreept. Gezichtssluier bleker dan bosuil, veren rondom snavel grijs of vrijwel wit, doorlopend tot boven en onder ogen. Iris oranje. Nachtelijke levenswijze, maar wordt af en toe overdag gezien in de trektijd (kust). In de winter met enkele tot tientallen op gezamenlijke roestplaatsen, soms in kale bomen, maar zelfs dan nog verbazend moeilijk te ontdekken. Prefereert echter naaldbomen en coniferen. Zet oorpluimen rechtop en legt lichaamsveren plat bij verstoring. Broedt in verlaten nesten van andere vogels, meestal van kraaiachtigen en roofvogels.

Verspreiding en voorkomen
Komt voor in Noord-Amerika en Eurazië. De soort ontbreekt in het hoge noorden en op IJsland. Geïsoleerde populaties ook in Noord- en Oost-Afrika, op de Azoren en de Canarische Eilanden. In Nederland vrij schaarse broedvogel die het jaarrond voorkomt. Klein aantal is wintergast.

Biotopen
In uiteenlopende beboste streken. Jaagt in gebieden met lage vegetatie, zoals moerassen, weilanden, akkers.

Voedsel
Voornamelijk woelmuizen, maar ook kleinere vogels.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4-5, zelden 3-8. Kort ellipsvormig. Glad, tamelijk glanzend en met fijne putjes. Wit. Formaat 41,0 x 32,7 mm.

Geluiden
In het broedseizoen een laag, zwak, herhaald 'hoe'. In vlucht een scherp 'tiek', als van meerkoet.

Publicatie