Overslaan en naar de inhoud gaan

Veldleeuwerik Alauda arvensis

Foto: Louis Westgeest

Indeling

Alaudidae [familie]
Alauda [genus] (1/1)
arvensis [soort]

Herkenning
18 - 19 cm. Groter dan boomleeuwerik. Overwegend bruingeel met kleine kuif die platgelegd kan worden. Vrij forse, puntige snavel. In vlucht zijn twee witte banden aan de buitenste zijde van de staartpen te zien. In de broedtijd sterk territoriaal, in herfst en winter vaak in grote groepen.

Verspreiding en voorkomen
Broedt van West-Europa tot Kamtsjatka en Japan. Noordelijke populaties zijn korte-afstandstrekkers. In Nederland schaarse broedvogel.

Biotopen
Heide en akkerbouwgebieden.

Voedsel
Zaden, klaverbladeren, rupsen, larven, regenwormen en kevers.

Eieren
Meestal 3-4, buikig, glad en tamelijk glanzend. Dof, grijsachtig-wit of geelbruin of groenachtig. Gelijkmatig flink middelbruin of olijfkleurig gespikkeld. Formaat 23,8 x 17,1 mm.

Geluiden
Roep een helder 'chirrup' of 'chirp', ook 'tsoei'. Zang luid, helder en jubelend, wordt soms wel een half uur aangehouden, voorgedragen in zangvlucht op grote hoogte.

Publicatie